Fragment uit “Waar gaat dat heen?”
De dagen glijden voorbij, ik begin de tel kwijt te raken. Zou het door de zon komen? De laatste drie dagen is het ineens zomer in april. Vierentwintig graden, blauwe hemel en alles is anders, meer ontspannen, langzamer en we krijgen een vakantiegevoel over ons. Doordat het nu wat warmer is in de ochtend, de thermometer geeft bij het opstaan vijf graden warmer aan, zeker al tien graden, hoeven we de kachel niet meer aan te doen. Ik laat mijn krakkemikkige lijf uit de alkoof glijden en doe eindelijk dat wat ik me al maanden voorneem, de ochtend beginnen met yoga, want o,o,o, wat ben ik stijf! Waarom heeft niemand me verteld dat je, als je vijftig wordt, je van de ene op de andere dag van die stramheid krijgt? Ik had nooit ergens last van, totdat ik vorig jaar door mijn rug ging, die rug doet nu iedere dag pijn, en als ik opsta kan ik zelfs mijn sokken haast niet aandoen omdat ik mijn rug moet buigen. De pijn in mijn knie die ik kreeg toen ik een paar maanden terug ging twee uur ging fietsen is gelukkig weg, maar dat komt ook doordat ik nu al nauwelijks gefietst heb afgelopen maand. Het laatste, en dan hou ik er over op, wat ik had voordat we weg gingen was pijn in mijn hart als ik langer dan tien minuten heel hard fietste. Dat doe ik ook niet meer, dus ook geen last meer van gehad.
Maar ja, allemaal tekenen van: Ja, mevrouw, moet u ook niet zo lang op de bank zitten met die computer van u. Ik vond het afgelopen maanden te koud om iets van yoga te doen, in de camper kan het niet en buiten of in de onverwarmde gite was het niet te doen.
Nu wordt ik wakker, drink een glas water, zeg goeiemorgen tegen de paarden tegenover de camper, leg mijn yogamat in het met paardenbloemen bezaaide gras. De paardenbloemen zijn nog niet wakker als ik begin met de yoga, twintig minuten later, zijn de bloemblaadjes net als mijn lichaam ontvouwt. Zij en ik kunnen weer stralen. Alsof ik een bloem ben en we samen ons klaarmaken voor een zonnige dag. Het enige verschil is dat de paardenbloemen na een paar dagen verworden zijn tot pluis en zij zich mee laten varen door de wind en ik de wind aan me voorbij moet laten gaan. Dat ligt niet aan mij, maar aan Macron, of aan koningin Corona.