Fragment uit “Waar gaat dat heen”
Pasen vier je in 2020 digitaal. Je mag niet meer bij elkaar komen. Te gevaarlijk voor het virus. Dus we hadden eerst om twaalf uur een rendez vous met mijn zussen en aanhang en mijn ouders, daarna met onze eigen kinderen. En ik moet zeggen, best handig, alleen ben je best snel uitgekletst omdat je de tijd heel effectief gebruikt, je mist de adempauzes en mijmeringen waardoor je in live-contact veel meer met elkaar deelt. Het was heel fijn om iedereen weer even gezien te hebben. Vooral het paasontbijt met Axel en Lulu was heel leuk. We zaten allemaal een gekookt eitje te eten. Roy en ik hadden eieren in drie maten, een kippenei, een gewoon ganzenei en een mega ganzenei waarvan ik niet begrijp dat eenzelfde gans de ene keer zo’n groot ei legt en de andere keer een kleiner ei.
Als we dan zo weer met zijn vieren kunnen kletsen voelt het even als vroeger, fijn bij elkaar. Dan mis ik de kinderen wel. Lulu liet me zien dat ze zelf haar haar had geverfd en de zijkanten had weggeschoren, iets wat ik voorheen deed. Ik mis dat, grooming, quality time.
Dan denk ik aan wat ik tijdens een lezing op de emigratiebeurs een aantal jaar terug hoorde, dat emigreren niet zo moeilijk is, maar het achterlaten van je kinderen wel, en dan vooral voor de vrouwen, die willen vaak na een aantal jaar weer terug, zeker als er kleinkinderen komen. Op dit moment miste ik alleen de kinderen, maar niet zo erg dat ik terug wilde. We hadden nog zoveel te zien en te doen. Het idee om weer naar Rotterdam te moeten, nee dank je. Als ik aan Rotterdam denk, zie ik de ondergrondse vuilnisbakken voor me waar altijd vuil naast gegooid wordt, ik zie de roltrappen van de Maastunnel waar allemaal stickers met boze en agressieve leuzen op staan. In de stad is zoveel onvrede en rommel, dat besef ik me steeds meer naarmate we langer weg zijn. Al was het nu wel het andere uiterste. Het was nu soms echt wel wat saai, maar nooit boos of agressief. De prikkels die we hier op het platteland kregen waren het gekwaak van kikkers, het gezang van de nachtegaal, het geloei van de koeien, het gesnater van de ganzen, het ‘s nachts blaffen van de hond, het mekkeren van de schapen en lammetjes, spelende en soms huilende kinderen en ouders die over het terrein lopen op zoek naar die kinderen, of het knuffeltje van die kinderen. Weer? Ja hij is weer zoek.
Vanmorgen ging ik even achter de gite zitten, daar heb je uitzicht op een klein valleitje met veel bomen. Ik zag wel tien Vlaamse gaaien voorbij vliegen, ik dacht dat ze altijd hooguit met zijn tweeën vlogen, ik hoorde heel veel soorten vogels waarvan sommige klonken als computerspelletjes vol met rare poinpoingpoing fuiettrrrrr geluiden. Het was betoverend, tevreden liep ik terug naar de camper, dan voelt zo’n migraine toch een stuk minder zwaar.
Verder was het een dag om uit te rusten, een film te kijken en wat te slapen. Het was heerlijk rustig. Tegen zes uur kregen we nog een uitnodiging van Cedric om naar het “Musee de Experience” te komen kijken, we moesten wel’ emmener sou’, centen meenemen. Het woord wat ik deze week heb geleerd: ‘sou’, cent. Het museum was in een speelhuisje waar Cedric en Luca samen allemaal spulletjes hadden die ze lieten zien. Een bakje water met een scarabee larve en wat plantjes, een tekening, een bal, een plankje met een losse schroef erop, die volgens het verhaal van Cedric helemaal uit Spanje kwam, heel speciaal, een zelfgemaakte ‘fiets’, een plankje met daarop allemaal lavasteentjes. Natuurlijk kregen ze steeds een woordenwisseling over wie wat mocht laten zien. Een klassiek geval van de jongen die de baas wil zijn en wil dat het meisje alleen de spullen aan mag geven en het meisje dat dat niet pikt. He, we zijn wel in 2020 ja. Partager, ensemble, kom kom: moeilijk!
Ik gaf ze allebei wat ‘sou’ en we vertrokken richting het weiland met de schapen en de lammetjes, zo leuk! Dit keer stonden de witte koeien met hun kalveren aan de overkant van het schapenveld en een hele grote stier met super grote ballen. Hij maande de koeien om niet te dicht bij de heg te komen waar wij stonden, met een paar snuiven en een resolute houding dirigeerde hij de groep meer richting het weiland. Ik had mijn rode jurk met witte stippen aan, ik zou dat als stier ook niet als veilig hebben ervaren, dan kun je maar beter je kudde beschermen.