Fietsen rond St.Menoux

De dag begon met de grote witte muskuseend die dacht dat hij een mus was. De muskuseend woont in het kleine meertje wat is aangelegd voor de brandweer. Elke dag komt hij naar de huizen gelopen, voor de gezelligheid, dan kijk hij je aan, zegt kwak en staat even stil. Ik zeg dan hallo eend en we lopen allebei weer door. Eend probeert aansluiting te krijgen bij de drie ganzen, dan loopt hij achter ze aan, maar ze moeten niets van hem hebben. “Maar ik ben je vriend…” -Echt niet, ga weg joh. Keihard. Eend is altijd alleen, terwijl er wel een vrouwtjes eend is. Die zwemt nu in het meertje met haar vijf kuikens. Maar ze zijn dus nooit samen. Deze ochtend vloog eend eerst op het dak van het schuurtje links op de parkeerplaats en vloog daarna hoog in de boom, in de oksel van een grote tak, waar een klein plateautje was waar je lekker op kon zitten. Na wat draaien zat hij daar een kwartiertje. Wij ontbeten binnen en toen ik na tien minuten weer even naar buiten keek, was hij weg.

Roy wilde sigaretten en brood kopen en kaarten op de post doen. De afgelopen week had Roy zes briefkaarten getekend, “Groeten uit Frankrijk”, met ons erop met latex handschoenen en mondkapjes en grapjes. Ik kleurde de kaarten in met verf en beschreef de achterkant. Dat is best lastig in deze moderne tijd waarin je elkaar elke dag met Whatsapp kunt spreken, je via Instagram en Facebook alles kunt volgen en telefoneren haast niets meer kost.Wat moet je elkaar dan nog op een briefkaart vertellen? Het is even een mindswitch, alleen ‘groetjes van ons’, was wat lullig vond ik, dus ik schreef maar wat algemene dingen, dat we hen misten en we hen snel weer wilden zien na de lockdown, wat ik ook echt hoop, want zo lang vastzitten is voor niemand leuk en het voelt alsof we hier al een half jaar zitten in plaats van anderhalve maand.

Lunch! Lora had weer een zakje sla op tafel gelegd, de schat! Waar heb je dat nou, dat er iedere keer wat verse groenten op je tafel achtergelaten werd. Maar ja, ik had nu nog best veel groenten op te eten, want het blijft niet lang vers. De doorgeschoten tuinkers, melde en koriander moesten ook nog op. ik legde de sla in de koelkast en besloot de bladgroenten van gisteren eerst op te maken. Ik bakte een uitje en knofje, sneed al de groenten. Deed wat olijfolie met komijnzaad en gerookte paprikapoeder in de koekenpan, alle bladgroenten erbij en een in stukjes gesneden tomaat, wat zout en chilipeper, even laten pruttelen. Het had wat vocht nodig, er stond nog een groot glas koude kruidenthee op het aanrecht. Ach wat, dat kan er best door. Dus ik schonk er steeds wat thee bij. Even stoven. In de blender met wat roomkaas en nog wat koude thee. Afgetopt met een klein handje pompoenpitten voor de crunch. Mmm. Ik besmeerde twee grote plakken kalkoenfilet ruim met de spread, rolde de plakjes op, et voila, lunch. Ik had echter nog veel spread over, en lepelde zo heel het bakje leeg. Heerlijk! Wat is het leven toch goed! Als je denkt dat ik Roy was vergeten dan kan ik je geruststellen, hij had al eerder een stuk focaccia op. 

We vulden allebei ons attestation formulier in voor de politie, vertrek: half drie, we mogen officieel een uur van huis blijven. We stapten op de fiets richting St.Menoux. Halverwege St. Menoux kom je een onverhard pad tegen waar ze een wandelroute van hebben gemaakt. Zo kun je helemaal door het groen naar St. Menoux lopen, of andere wandelpaden kiezen voor een langere route. Op het laatste moment besluiten we om op dit pad te gaan fietsen. Beetje hobbelig maar verder gaat het prima, en je weet dat je op deze paden geen politie tegen komt. Onderweg kwamen we nog twee jongens tegen op hun mountainbikes, let op, verderop in het dorp staat bij de rotonde de gendarmerie te controleren. Dank je wel jongens! 

Omdat we zo lekker bezig waren besloten we een zijpad in te gaan, dus niet direct naar St. Menoux te fietsen, want anders waren we zo snel klaar. Naar St. Menoux is het drie kilometer fietsen. We sloegen in plaats van links, rechtsaf. Reden bergafwaarts, heuvel op, even flink doorwerken. Kwamen langs mooie oude boerderijen, zagen een oude Renault 4. De tijd lijkt hier nog steeds stil te staan. De kleur van de koeien was hier anders, rondom La Caille staan er overal alleen maar witte koeien. Maar ten zuiden van St. Menoux zagen we alleen maar rode koeien. Rode koeien in velden met heel veel kleine gele bloemetjes. We reden na een paar kilometer toch weer op een verharde asfaltweg, we konden kiezen om nog verder onverhard en mooi groen te rijden, maar dan zouden we wel steeds verder weg van St. Menoux rijden. 

Dan toch maar recht toe recht aan naar het dorp. Onderweg kwamen we meerdere koppels tegen die aan het wandelen waren. Officieel moet je dat dus alleen doen, maar ja, ondertussen, na zes weken lockdown begint het geduld op te raken. Als we deze weg uit zouden rijden kwamen we bij de rotonde in het dorp. Roy ging vijftig meter voor me fietsen zodat we niet als stelletje fietsten, wat de politie waarschijnlijk toch niet gelooft, twee Nederlanders, allebei op de fiets, wat niemand hier doet en dan zeggen dat je niet samen bent, maar goed. Eenmaal bij de rotonde was er niemand meer. Dus niets aan de hand. We sloegen linksaf, reden het dorp in. Maar het hotel, restaurant, bar, tabac was dicht. Briefje op de deur: Alleen op van negen tot één uur. Terwijl ze vorige week nog heel de dag open waren. Alles veranderde per week, de klandizie blijft weg, dus waarom zo lang open blijven. 

We liepen naar de bakker, ook dicht met hetzelfde briefje, alleen open in de ochtend. Gelukkig kan een postbus nooit gesloten zijn, Roy deed de kaarten in het gleufje. Eén missie geslaagd. We hadden in ieder geval lekker een uur gefietst. Over de gewone wegen reden we weer naar La Caille. Ik stak mijn hoofd onder de koude kraan, dronk water en pufte uit. Het was best warm als je fietste. Deze week was het een beetje bewolkt, rond de twintig graden, soms wat lichte regen.

Ik besloot toen toch maar weer te gaan werken. Ik was zo lekker bezig. De avond vulde zich ook met verder werken. Roy downloadde voor het eerst een serie van Netflix en hing in standje relax en zo voegden wij ons langzaam naar ons bedje toe.

Zomaar een zondag op La Caille

Echt een zondag, het was een wat grijze miezerige regen dag. Ik deed mijn yoga, keek Netflix, een slechte serie die zich afspeelt in Istanbul, waardoor ik toch bleef kijken, gewoon om plaatjes van Istanbul te zien, schreef in mijn dagboek, we ontbeten laat. Lekker suffig. Na het ontbijt liepen we naar het pompiers meertje waar de moedereend woont met haar vijf kuikens die drie dagen terug zijn geboren, de drie ganzen waren dan op dat moment ook net  in het meer, een van de mannetjes ganzen terroriseerde moeder eend, hij joeg ze net zolang op tot ze op de waterkant zat. De andere twee ganzen leken zich voor hem te schamen, ze waren al eerder uit het meertje gestapt en zaten achter een bosje te wachten tot macho gans naar hen toekwam. “Lieve schat ,waarom moet dat toch altijd zo?” GAKGAKGAK! Eikel. We bleven kijken, wilden er wel wat aan doen, maar deden niets, ze moesten het toch zelf uitzoeken. Enigszins gedesillusioneerd over wat een sprookjesachtig tafereel had moeten zijn gingen we de dag beginnen, Roy ging terug naar de camper, ik naar het kantoortje in de gite, maar eigenlijk had ik helemaal geen zin meer om te schrijven. Lotte stuurde een app: er waren veel groenten in de kas en ik kon mijn bestelling aan haar doorgeven, dan werd het bij ons thuis bezorgd. Hoe geweldig wil je het hebben! Luca van zeven plaatst dan de bestelling in haar fietsmandje en rijdt het naar iedereen toe. Heel erg leuk.

Eenmaal terug bij de camper maakte ik dan maar een lekkere warme lunch van de groenten  en wat gehakt en ik bakte ook wat plakjes walnootbrood in olijfolie, mmm.

Na de lunch nestelden we ons aan de overkant van de parkeerplaats, onder de grote eik, daar is goed wifi bereik. We hadden een video afspraak met Maria en Daan, vrienden van ons in Rotterdam. Het regende heel zachtjes. Maar met een kop thee en gezelligheid merkte je daar niets van. Toch fijn om weer wat vrienden te spreken. We houden het vrienden en familie contacten gevoel vast. Roy tekende nog wat ansichtkaarten en ik  beschreef ze, snailmail. Postzegel erop; hoe lang is het geleden dat ik een postzegel heb geplakt? Lang. Ondertussen is het alweer eind van de middag, het bloed begint te kriebelen, we hebben nog niets fysieks gedaan, we moesten iets doen! 

Clarice was bezig de pingpong zolder op te ruimen, we keken erop uit vanaf de parkeerplaats, het is de zolder waar we de trap van hadden gemaakt en ik al een week bezig was met het schilderwerk. Zo langzamerhand wordt alles weer opgeknapt en opgeruimd, heerlijk. Ik kreeg zin om nog een deur bij datzelfde gebouw in de beits te zetten. Schuurde het even op, kwast erover. Daarna moest dan ook het plantenhoekje ernaast nog afgemaakt worden. Ik haalde verderop de weg nog wat wilde sedum planten uit de berm en zette ze in de border die ik vorige week heb opgeknapt. Er moest nog wat bij, maar ik wist nog niet wat. Komt vast nog wel een keertje.

Roy werkte verder aan het houten huis waar Lora en Arnold in wonen, de onderkant was rot. Hij had al te rotte hout afgezaagd, vervangen door nieuw hout en een gegoten betonnen band. Nu was het klaar en kon hij het tachtig centimeter hoge afdakje voor de houtopslag weer terugplaatsen. Het afdakje was bedekt met dakpannen, het was even passen en meten met de verschillende dakpannen maar het is gelukt. Zo! De rust was weer terug, kunnen we weer heel ontspannen als jut en jul voor de camper zitten. 

Relaxt zonder mondkapje

Het was weer tijd voor de wekelijkse boodschappen. Ik zag veel ouderen, zeker wel 70- en een aantal 80-jarigen, gewoon zoals altijd, samen, en zonder bescherming. Niets aan de hand. De kassier van de Aldi droeg ook geen bescherming. De mensen leken wel heel relaxed te zijn hier of zijn het geworden naarmate de lockdown langer duurde dan verwacht. Je moet het tenslotte wel een beetje leuk houden voor jezelf.

Klussen

Ik was vorige week begonnen aan het opknappen van de zijkant van een gebouw/pingpongzolder en het groen hier omheen. Deze dag begon ik met het gronden van een stalen trap. Wat een geduldig werkje zeg! Ik had me hier wat op verkeken, maar ach, tijd genoeg. ieder dag een klein stukje. Na het schilderen kon ik het niet laten om het mos te verwijderen op het dak van de opslagschuurtjes naast het gebouw. Dikke lagen mos stak ik er af, met daarbij ook deels de bovenste laag van sommige dakpannen, ze waren helemaal opgegeten door het mos. Het bleek al in geen twintig jaar te zijn verwijderd. Geen wonder dat er nu een flink aantal van heen gaten vertoonden. Dus nu hadden we er weer klus voor ons bij. Roy zag namelijk de slechte staat van de dakpannen en kwam niet veel later met veertig nieuwe dakpannen aan die nog ergens op het terrein opgeslagen lagen. Dat komt dan vast nog wel. 

Tweede paasdag in het confinement

Fragment uit: “Waar gaat dat heen?”

Ik hing onze hangmat op in de appelboom die volop in bloesem stond en de veder ceder. Heerlijk soezend in de hangmat zag ik boven me een drukte van jawelste van al de bijen die de duizenden bloemen bezochten. Zulke momenten doen me denken aan het samen zijn met mijn oudste zus. Aan Europa in aan de jaren 1910-1920, terwijl ik toen niet leefde. Konden we maar als zusjes samenzijn en dan was het nu helemaal perfect geweest. Ik droomde weg zat met Liese in het met paardenbloemen en madeliefjes bezaaide veld, we bespraken de wilde planten en hun geneeskracht, Liese had een boek van Wolf Dieter Storl, een Duitse kabouter c.q. antropoloog. Natuurlijk met lange grijze baard en puntmuts. In de middag was er nog een kleine speurtocht, Roy was vergeten dit mij te melden, dus toen ze met zijn allen vertrokken en langs ons liepen en vroegen of we mee gingen, wist ik niet wat ze gingen doen en ik zat prima. Dus nee bedankt. Bleken we dus al eerder gevraagd te zijn. Na de speurtocht gingen we wel met de anderen een kop thee drinken aan de grote tafel op het terras van de camping. Lenny had. heel lief voor iedereen een paaskaarsje gemaakt, Lora had boekweit pannenkoekrolletjes met kaneel en suiker en er was voor iedereen die iets zong een chocolade lolly, ik zong niet, ik wilde geen chocola, mijn migraine van de chocolade eitjes van een paar dagen eerder was net weg .

Om twee over acht in de avond zou Macron de nieuwe maatregelen verkondigen. Dus we luisterden en keken samen met Conny en Harmen, haar vriend, naar een toespraak van zeker wel twintig minuten. Het werd er niet veel beter op. De ‘confinement’ zou nog zeker een maand duren, na elf mei zouden er weer scholen en kinderdagopvang open gaan. Horeca, festivals, cultuur en toerisme zouden zeker nog tot juli gesloten blijven. De overige winkels dan waarschijnlijk ook, net zoals de grenzen. Daar wordt je niet vrolijk van.

Ik droom steeds vaker over feesten en uitgaansgelegenheden, restaurants, gezelligheid en dat terwijl wij het nog heel gezellig hebben vergeleken met onze vrienden en familie in de steden en meer bewoonde wereld. Iedereen zit daar gevangen in hun huis. In Nederland mag je nog wel naar buiten, maar gezellig doen is uit den boze.

Digitaal pasen

Fragment uit “Waar gaat dat heen”

Pasen vier je in 2020 digitaal. Je mag niet meer bij elkaar komen. Te gevaarlijk voor het virus. Dus we hadden eerst om twaalf uur een rendez vous met mijn zussen en aanhang en mijn ouders, daarna met onze eigen kinderen. En ik moet zeggen, best handig, alleen ben je best snel uitgekletst omdat je de tijd heel effectief gebruikt, je mist de adempauzes en mijmeringen waardoor je in live-contact veel meer met elkaar deelt. Het was heel fijn om iedereen weer even gezien te hebben. Vooral het paasontbijt met Axel en Lulu was heel leuk. We zaten allemaal een gekookt eitje te eten. Roy en ik hadden eieren in drie maten, een kippenei, een gewoon ganzenei en een mega ganzenei waarvan ik niet begrijp dat eenzelfde gans de ene keer zo’n groot ei legt en de andere keer een kleiner ei.

Als we dan zo weer met zijn vieren kunnen kletsen voelt het even als vroeger, fijn bij elkaar. Dan mis ik de kinderen wel. Lulu liet me zien dat ze zelf haar haar had geverfd en de zijkanten had weggeschoren, iets wat ik voorheen deed. Ik mis dat, grooming, quality time.

Dan denk ik aan wat ik tijdens een lezing op de emigratiebeurs een aantal jaar terug hoorde, dat emigreren niet zo moeilijk is, maar het achterlaten van je kinderen wel, en dan vooral voor de vrouwen, die willen vaak na een aantal jaar weer terug, zeker als er kleinkinderen komen. Op dit moment miste ik alleen de kinderen, maar niet zo erg dat ik terug wilde. We hadden nog zoveel te zien en te doen. Het idee om weer naar Rotterdam te moeten, nee dank je. Als ik aan Rotterdam denk, zie ik de ondergrondse vuilnisbakken voor me waar altijd vuil naast gegooid wordt, ik zie de roltrappen van de Maastunnel waar allemaal stickers met boze en agressieve leuzen op staan. In de stad is zoveel onvrede en rommel, dat besef ik me steeds meer naarmate we langer weg zijn. Al was het nu wel het andere uiterste. Het was nu soms echt wel wat saai, maar nooit boos of agressief. De prikkels die we hier op het platteland kregen waren het gekwaak van kikkers, het gezang van de nachtegaal, het geloei van de koeien, het gesnater van de ganzen, het ‘s nachts blaffen van de hond, het mekkeren van de schapen en lammetjes, spelende en soms huilende kinderen en ouders die over het terrein lopen op zoek naar die kinderen, of het knuffeltje van die kinderen. Weer? Ja hij is weer zoek. 

Vanmorgen ging ik even achter de gite zitten, daar heb je uitzicht op een klein valleitje met veel bomen. Ik zag wel tien Vlaamse gaaien voorbij vliegen, ik dacht dat ze altijd hooguit met zijn tweeën vlogen, ik hoorde heel veel soorten vogels waarvan sommige klonken als computerspelletjes vol met rare poinpoingpoing fuiettrrrrr geluiden. Het was betoverend, tevreden liep ik terug naar de camper, dan voelt zo’n migraine toch een stuk minder zwaar. 

Verder was het een dag om uit te rusten, een film te kijken en wat te slapen. Het was heerlijk rustig. Tegen zes uur kregen we nog een uitnodiging van Cedric om naar het “Musee de Experience” te komen kijken, we moesten wel’ emmener sou’, centen meenemen. Het woord wat ik deze week heb geleerd: ‘sou’, cent. Het museum was in een speelhuisje waar Cedric en Luca samen allemaal spulletjes hadden die ze lieten zien. Een bakje water met een scarabee larve en wat plantjes, een tekening, een bal, een plankje met een losse schroef erop, die volgens het verhaal van Cedric helemaal uit Spanje kwam, heel speciaal, een zelfgemaakte ‘fiets’, een plankje met daarop allemaal lavasteentjes. Natuurlijk kregen ze steeds een woordenwisseling over wie wat mocht laten zien. Een klassiek geval van de jongen die de baas wil zijn en wil dat het meisje alleen de spullen aan mag geven en het meisje dat dat niet pikt. He, we zijn wel in 2020 ja. Partager, ensemble, kom kom: moeilijk! 

Ik gaf ze allebei wat ‘sou’ en we vertrokken richting het weiland met de schapen en de lammetjes, zo leuk! Dit keer stonden de witte koeien met hun kalveren aan de overkant van het schapenveld en een hele grote stier met super grote ballen. Hij maande de koeien om niet te dicht bij de heg te komen waar wij stonden, met een paar snuiven en een resolute houding dirigeerde hij de groep meer richting het weiland. Ik had mijn rode jurk met witte stippen aan, ik zou dat als stier ook niet als veilig hebben ervaren, dan kun je maar beter je kudde beschermen. 

Vogels in en op het land

Fragment uit  het boek:”Waar gaat dat heen”

We werden vanmorgen wakker met geweerschoten! Het bleef een uur of twee aanhouden. Het is geen jacht seizoen. “Misschien heb ze iets ingezaaid en houden ze zo de vogels van het land”, zei Roy. Laten we het daar maar op houden. 

De afgelopen dagen is er weer activiteit op het land om ons heen. Er wordt gemaaid en er verschijnen plastic hooi bundels op het land. Er wordt geploegd en geëgd, gezaaid en gelegd. Het is niet stil meer. Het voorjaar is volop in actie! In de wei tegenover La Caille staat een veld vol schapen met heel veel lammetjes. Het is op een kilometer afstand, maar deze ochtend hoorde ik de lammetjes vanaf hier blaten. Gelukkig wel om een beetje normale tijd, rond 9 uur, de koeien hoor ik iedere ochtend rond vijf uur, aan de andere kant van de weg. “Wij willen gemolken worden en naar buiten!”. 

Sinds we hier zijn, is er ook een vogeltje dat we regelmatig horen met een heel herkenbaar fluitje, echt een deuntje, we weten niet welke vogel het is. Het zou zo maar de zwarte roodstaart kunnen zijn omdat er hier een paartje huist. De nachtegaal is ook gearriveerd, ik werd er gisteren op gewezen. Dus toen ik vannacht wakker werd hoorde ik niet alleen de kikkers (die gaan dus heel de nacht door!) maar ook de nachtegaal. Het zou zo mooi zijn, ik hoorde een mix van kikkers en hier en daar de nachtegaal en maakte er geen wijs uit. Het enige wat ik dacht is: Ja, het klopt, de nachtegaal zingt ‘s nachts, als ik probeer te slapen..

Tigrou de kat ligt in de camper te snurken. Er wonen hier vier katten, drie van het nestje van vorig jaar en een kat die er al was. Eén kat woont bij Lotte en Arnaud, Tigrou is graag onder de mensen, de andere twee zijn erg op zichzelf. Roy wilde geen dieren in de camper, maar ik vind het gezellig, zo huiselijk! Dus als ik in de camper ben, mag hij binnenkomen en op de bank liggen, net zoals mensen vindt Tigrou het fijn om binnen op een zachte bank te liggen. Roy geeft zich snel gewonnen, er valt toch niet tegen zo’n vrouw op te boxen. Kat binnen?  Ok, kat binnen. Bagel de beagle heeft ook menselijke trekjes, hij komt je huis binnen om eten op te halen. Hij is totaal niet in mensen geïnteresseerd, alleen in eten. Als je de deur niet goed dicht doet, haalt hij vuilniszakken en prullenbakken leeg. De afgelopen dagen is hij zelfs gaan hamsteren, althans, hij deed er pogingen toe. Wij mensen snapten niet dat hij aan het hamsteren was, iets wat in deze corona tijd helemaal niet zo gek is en dus pakten wij zijn vondsten af. De eerste keer was een hele grote reep chocolade, uit de camper van Carole en Michael, gelukkig kwam hij Roy tegen die de chocola van hem aannam (gelukkig! want chocola en honden gaan echt niet goed samen!)  de tweede keer een zakje maïsmeel van Lotte en Arnaud, dit keer had Conny het onderschept. De derde keer een zakje couscous, ook van Lotte en Arnauds huis, de kinderen hadden de deur open laten staan. Ik kwam net van een kleine wandeling terug en daar stond Bagel met een dichte zak couscous in zijn bek. Hij keek me aan van: “O jee, nu sta ik hier met een zak couscous in mijn bek, dat snappen ze vast niet.” Dus ik zeg: “Ja, geef maar hier. Zo doen we dat hier niet, we gaan wel eerlijk delen.” Waarop hij dan ook direct loslaat. “Yo, geen probleem, ik doe niets weet je, als jij dat wilt, even goede vrienden toch.” Zo pikt hij ook ganzen- en kippeneieren. Hij loopt sneaky naar het leghok als er niemand is, momenteel in een oude stal omdat het kippenhok wordt gerenoveerd, pakt een ei, en snoept deze snel op. Is er toevallig wel iemand in de buurt als hij buiten komt, dan houdt hij het ei voorzichtig in zijn bek en geeft hem aan je als je er om vraagt. “Vriend, wat je wilt,… wat jij wilt. Ook goed joh…” als een sufgeblowde zwerver in de stad. Je kunt het altijd proberen toch. 

Wilde planten thee

Fragment uit “Waar gaat dat heen?”

Ik maak graag gebruik van de bloemen en planten om me heen. Gisteren heb ik paardenbloemen knopjes geplukt en op azijn met dragon gezet. Experimentje, ik hoop dat het lekker wordt. De brandnetelwortels die ik uit een sterk overwoekerde border hebt gehaald in de hoop dat de brandnetels dan een paar maanden weg blijven, heb ik laten drogen en vandaag met een hamer geplet en in kleine stukjes getrokken, voor brandnetelthee, goed voor de prostaat, die ik niet heb. Vochtafdrijvend, wat ik niet nodig heb. Goed voor de nieren, tja, ok. Maar goed, wel leuk om te doen en wellicht kan ik er iemand blij mee maken, ik ga het mengen met andere planten die goed zijn voor de nieren. Nierthee.

Ik heb ook kleefkruid gedroogd dat groeit overal als een malle, goed voor de keel, waar ik nu ook geen last van heb. 

Aan het eind van de middag zijn Roy en ik nog over het terrein van de moestuin gelopen, achterin de sleedoornhaag staan oude landbouwwerktuigen. Roy wil ze eruit halen en ergens mooi neerzetten. Maar ja, sleedoorn is echt verschrikkelijk, het heeft doornen van zo’n 2 cm. En nu blijkt dat voor een oude tractor in de bosjes ook nog twee meter bramenstruiken staat. Nou, daar moet je wel echt zin hebben. ik weet het niet hoor.

We gaan naar de camper, zetten alle ramen open en vergeten wat we net hebben gezien. Tijd voor hamburgers met groenten. 

Houd je rug recht!

Fragment uit “Waar gaat dat heen?”

De dagen glijden voorbij, ik begin de tel kwijt te raken. Zou het door de zon komen? De laatste drie dagen is het ineens zomer in april. Vierentwintig graden, blauwe hemel en alles is anders, meer ontspannen, langzamer en we krijgen een vakantiegevoel over ons. Doordat het nu wat warmer is in de ochtend, de thermometer geeft bij het opstaan vijf graden warmer aan, zeker al tien graden, hoeven we de kachel niet meer aan te doen. Ik laat mijn krakkemikkige lijf uit de alkoof glijden en doe eindelijk dat wat ik me al maanden voorneem, de ochtend beginnen met yoga, want o,o,o, wat ben ik stijf! Waarom heeft niemand me verteld dat je, als je vijftig wordt, je van de ene op de andere dag van die stramheid krijgt? Ik had nooit ergens last van, totdat ik vorig jaar door mijn rug ging, die rug doet nu iedere dag pijn, en als ik opsta kan ik zelfs mijn sokken haast niet aandoen omdat ik mijn rug moet buigen. De pijn in mijn knie die ik kreeg toen ik een paar maanden terug ging twee uur ging fietsen is gelukkig weg, maar dat komt ook doordat ik nu al nauwelijks gefietst heb afgelopen maand. Het laatste, en dan hou ik er over op, wat ik had voordat we weg gingen was pijn in mijn hart als ik langer dan tien minuten heel hard fietste. Dat doe ik ook niet meer, dus ook geen last meer van gehad.

Maar ja, allemaal tekenen van: Ja, mevrouw, moet u ook niet zo lang op de bank zitten met die computer van u. Ik vond het afgelopen maanden te koud om iets van yoga te doen, in de camper kan het niet en buiten of in de onverwarmde gite was het niet te doen.

Nu wordt ik wakker, drink een glas water, zeg goeiemorgen tegen de paarden tegenover de camper, leg mijn yogamat in het met paardenbloemen bezaaide gras. De paardenbloemen zijn nog niet wakker als ik begin met de yoga, twintig minuten later, zijn de bloemblaadjes net als mijn lichaam ontvouwt. Zij en ik kunnen weer stralen. Alsof ik een bloem ben en we samen ons klaarmaken voor een zonnige dag. Het enige verschil is dat de paardenbloemen na een paar dagen verworden zijn tot pluis en zij zich mee laten varen door de wind en ik de wind aan me voorbij moet laten gaan. Dat ligt niet aan mij, maar aan Macron, of aan koningin Corona. 

Het simpele leven op de boerderij

Fragmenten uit het boek: Waar gaat dat heen? Een jaar camperen tijdens corona.

Dat je zo in de namiddag, na je computerwerk, dat wel, in de schaduw op een bankje zit te kijken naar een haan die drinkt uit een pan water. Ieder slok die hij neemt is denk ik zo groot als een paar druppels. De manier waarop hij drinkt is best ingewikkeld. Hij pikt het water op, slaat zijn hoofd achterover en schudt wat heen en weer, alsof hij niet kan slikken en de druppels water naar achter en beneden moet schudden. Dit doet hij wel zo’n twintig keer achter elkaar. Tot hij mij spot. Hij draait zijn hoofd, kijkt me met één oog aan. Ik zeg:“Hallo, ja ik ben er ook” Vervolgens kijkt hij me met zijn andere oog aan en loopt met geheven hoofd weg. Alsof ik hem ergens op betrapt heb. Dan zit ik daar en denk ik aan vroeger. Dat ik nog bij mijn ouders woonde. Dat we kippen hadden in onze tuin van ons rijtjeshuis. Dat we altijd in de tuin konden zitten en ik de honden uitliet in de polder. Dat ik dat zo gewoon vond. En dat ik dat al die jaren in de stad zo gemist heb. Ik wil echt niet terug naar ons bovenhuis in Rotterdam. Het voelt zo goed en natuurlijk om zo buiten te zijn, thuis was ik nooit buiten, alleen als het echt nodig was. Boodschappen doen en dan in het weekend met mooi weer naar het bos of de duinen. Wat ook vaak niet doorging omdat ik migraine had.

 

Het blijft een beetje giswerk, maar ik heb sinds we op la Caille zijn geen echte migraine meer gehad. Toen we aankwamen had ik al vier dagen migraine, toch stress denk ik. Ik zat ook zes dagen verstopt. De klassieke vakantie obstipatie. Vervolgens werd ik toen ongesteld en heb ik geen migraine gehad, wat normaal gesproken altijd het geval is. Nu ovuleer ik en alleen de eerste dag licht migraine wat met een half pilletje klaar was. Ik kon geen koolhydraten of suiker verwerken, dat was vaste prik voor het opwekken van een aanval. En nu heb ik gisteravond nougat gegeten, en nog geen migraine. 

Mijn idee is dat het de sopropo is die ik nog steeds braaf iedere dag neem. (Ik heb nog twee zakken in de vriezer liggen, van de Rotterdamse toko.) Geen insuline resistentie meer? Een jaar lang carnivoor en keto eten heeft zijn vruchten afgeworpen, de sopropo deed de laatste stap. Ik kan ook weer wat brood en rijst eten, en ja ook koekjes, erg gevaarlijk.

Nou ja dat dus. Ik moest het er toch een keer over hebben omdat het mijn leven beheerst. Het is waarom ik het werk doe wat ik doe en waarom we een jaar lang onderweg zijn. Geen stadsstress van al die mensen en de bergen wifi. Thuis hadden we zo vijftien wifi punten om ons heen. Hier ‘slechts’ vier, waarvan je meestal maar bereik hebt van twee, die ook regelmatig wegvallen.  We volgen onze droom, maar tegelijkertijd wil ik ook laten zien dat het kan, althans, dat we denken dat het kan, we zijn nog maar een maand weg en staan zo stil als een huis. We zijn toch maar lekker mooi buiten in de natuur. 

Roy wilde sowieso al reizen vanaf de dag dat ik hem strikte. Zijn tekeningen lieten zeppelins en boten zien. Hij deed al die jaren wat hij moest doen om ons van een hoofdinkomen te voorzien. Maar na de zoveelste winter waarin de inkomsten zo laag waren dat hij in januari in een winterdip zat, zowel mentaal als financieel, besloot ik om op zoek te gaan naar een plek in de natuur waar we konden verblijven. Roy moest weg uit de stad, hij moest vogeltjes spotten, bouwen, iets creeren. En zo kwam ik twee jaar terug la Caille op het spoor. We hadden het plan om er te gaan wonen, maar na anderhalf jaar wachten op een huis wat vrij moest komen uit een erfenis besloten we dat dit toch niet het begin zou zijn van onze nieuwe levensfase. De kinderen de deur uit en wij op pad. We bedachten dat we ook in een camper konden wonen, zo waren we mobiel, konden we op la Caille zijn als we dat wilden en reizen wanneer we dat wilden. We hadden altijd ons huis bij ons. Roy vermaakt zich hier uitstekend. Vanmiddag en ook gistermiddag is hij bezig geweest met het zoeken naar een beverrat die hij vorig jaar heeft begraven. Hij heeft inmiddels vier gaten gegraven op plekken waarvan hij dacht dat het dier hier zou liggen, maar helaas, niet gevonden. Morgen…Cedric van zes, gelooft het niet helemaal. “Je zei gisteren ook al morgen.” -”Mm, ja, maar nu is het echt morgen.“

Onze dagen krijgen vast rituelen. Langzaam wakker worden, rond tien uur aan het werk tot een uur of drie of vier, dan beetje relaxen of in de tuin werken. Rond vijf uur wat lezen, tekenen en schrijven. Eten en daarna weer lezen of een film/Netflix kijken. 

Door de lockdown gaan we nergens heen, hoeven we verder ook niet na te denken. We doen ons ding en het is heel ontspannend. Ik denk dat de lockdown voor alles en iedereen goed is.

 

Terug naar de basis. En ondertussen houdt iedereen zijn hart vast, wat gaat er gebeuren in mei? Kan de samenleving dan weer op gang komen of zijn er zoveel bedrijven failliet dat onze economie opnieuw ingericht moet worden?